Gisteren werd onze middelste zoon Sam 18 jaar.
En voor het eerst in zijn leven was hij op zijn verjaardag niet thuis.
Geen taart.
Geen feestje.
Geen stevige knuffel van hem.
En dat riep emoties op die ik niet direct kon toelaten.
Het voelde anders. Stil.
Alsof mijn systeem niet goed wist wat het moest doen.
Mijn hoofd zei dat het oké was.
Mijn lijf dacht daar anders over.
Want ergens tussen het wakker worden en een gefeliciteerd van mijn man, ging er in mij een oude schakelaar om.
Dicht.
Op slot.
Doorgaan.
Ik merkte het aan hoe snel ik me liet verleiden tot gedoe over niets.
Een opmerking over kou in de kamer was genoeg voor een mini-oorlogje.
Zo handig: als ik me op de ander richt, hoef ik zelf niets te voelen.
Dan kan ik lekker opruimen, regelen, rennen.
Weg van die zachte plek waar gemis zit. Weg van emoties toelaten
Dit patroon ken ik al mijn hele leven.
Toen was het nodig.
Nu niet meer.
En dat is misschien wel het mooie van ouder worden.
Niet alleen die van je kind, ook die van jezelf.
Dat je leert opmerken wat je doet.
Dat je voelt wanneer je wegrent van wat eigenlijk gezien wil worden.
Ik ren nog steeds soms.
Alleen niet meer zo ver.
Soms blijf ik even staan.
Adem ik.
En laat ik toe dat het me raakt.
Omdat het mag.
Omdat het veilig is.
Omdat ik het kan dragen.
Misschien is dat wel het echte volwassen worden:
dat je niet alleen leert loslaten wat je lief is
maar ook emoties leert toelaten.
En dat je jezelf in dat alles een beetje liever vasthoudt.
